Op vrijdag 23 maart 2001 presenteerden in Nieuwspoort in Den Haag twaalf wethouders van CDA en GroenLinks een politiek essay onder de titel: ‘Een nieuwe lente’. Zij overhandigden de eerste exemplaren van het boekje aan de (toenmalige) fractievoorzitters van het CDA, Jaap de Hoop Scheffer, en van GroenLinks, Paul Rosenmöller.
De wethouders hadden elkaar gevonden in hun ongenoegen over het dominante denken in het openbaar bestuur ‘met zijn onmiskenbare nadruk op een terugtredende overheid, privatisering en marktwerking’. Als lokale bestuurders die dagelijks met de problemen van de moderne samenleving in de weer zijn, konden zij daar steeds minder mee uit de voeten.
In hun essay gaan zij niet alleen in op de schaduwkanten van deze eenzijdige bestuurlijke oriëntatie met haar ‘flitsende bedrijfskundige krachttermen’; belangrijker is dat de wethouders vanuit hun ervaringen op zoek gaan naar een manier van politiek bedrijven die met deze ’trefwoorden van de jaren negentig’ breekt. ‘We moeten een weg durven inslaan die wij bij gebrek aan een heldere aanduiding "werk maken van samenleven" noemen.’
Daarmee leek een politieke doorbraak een feit. Zoals bekend nam de werkelijkheid een heel andere politieke loop. Toch is het essay nog steeds van politiek belang. Al was het maar om menig CDA’er eraan te herinneren dat ze ooit kritisch waren op wat ze nu zelf ter hand nemen.
Samen met Thijs Jansen van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA heb ik deze wethouderskar getrokken, de tekst geschreven en met de dame en heren bediscussieerd, aangepast, verbeterd. Dat was een erg leuke klus. Al discussierend was soms nog maar moelijk te herleiden wie er nu eigenlijk GroenLinks was en wie van het CDA. In menig opzicht, en zeker als het om lokale aangelegenheden gaat, liggen de partijen ideologisch dichter bij elkaar dan men aan de Haagse top geneigd is te veronderstellen.