Tijdens mijn politieke carrière als Eerste Kamerlid (1999-2007) was ik een van de eerste politici die in 2004 een eigen - tamelijk primitief - weblog begon. Eerst vooral vanwege mijn politieke activiteiten/meningen, maar in de loop der tijd steeds meer over mijn publicaties en publieke optredens als journalist en publicist. Zo werd het weblog een etalage voor iedereen die op hoogte wilde blijven van mijn gepubliceerde artikelen en columns, van gebeurtenissen waar ik bij ben geweest, van observaties die ik doe, van meningen die in mij opwellen, of van andere persoonlijke wetenswaardigheden.
Het is geen dagboek, maar wel een soort maandboek geworden, waar ik zelf regelmatig in terug blader om nog even na te gaan hoe het ook al weer zat.
Op 18 april overleed Johan Holterman, decennialang directeur van de Stichting Studentenpers Nijmegen en rustpunt in de enorme drang van de Nijmeegse linkse beweging om hun wereldverbteringen aan papier toe te vertrouwen en wereldkundig te maken. Ruud Abma schreef voor de Groene Amsterdammer van 1 mei 2024 een mooi In Memoriam over hem.
Drukkerij SSN was vanaf 1969 het epicentrum van linkse bewegingen in Nijmegen. En directeur Johan Holterman wist de vogels van diverse pluimage naar de drukkerij toe te halen.
De Nederlandse studentenbeweging van de jaren zestig dreef op manifesten, pamfletten en politieke geschriften, die de stencilmachines op volle toeren lieten draaien. Voor meer serieuze producten werd af en toe een drukkerij in de arm genomen, zoals voor de brochure Universiteit en onderneming uit het voorjaar van 1968. Dat was relatief duur en mede daardoor rijpte binnen de Unie van Studenten Nijmegen (USN) het plan om een eigen uitgeverij en drukkerij te stichten.
Met een flinke subsidie (fl. 75.000) van de Katholieke Universiteit Nijmegen schafte de daartoe opgerichte Stichting Studentenpers Nijmegen (SSN) een offsetpers aan en kon de drukkerij van start gaan. Het zou een echt bedrijf worden, en dus was een directeur nodig, iemand met zakelijk inzicht en financieel benul. De 26-jarige theologiestudent Johan Holterman had met de sanering van de SVB-drukkerij in Amsterdam op dat vlak zijn sporen al verdiend. Hij voelde zich aangetrokken tot de mensen die hij in Nijmegen kende en besloot in te gaan op het verzoek om de SSN te gaan leiden. Dat kreeg zijn beslag op 1 september 1969.
Holterman was niet alleen nuchter en zakelijk, hij was ook een beminnelijk mens. Hij wekte door zijn bedachtzame optreden allerwegen vertrouwen en dat kwam van pas bij het manoeuvreren in het milieu van elkaar vaak fel bestrijdende Nijmeegse activisten. In principe moest iedereen die drukwerk wilde laten uitvoeren klant kunnen zijn van de SSN en op die basis haalde Holterman een stroom aan opdrachten binnen. Hij beperkte daarbij zich niet tot het studentenmilieu, maar wist ook meer kapitaalkrachtige opdrachtgevers aan zich te binden. Hulpvaardig als hij was kon hij daardoor armlastige klanten van de drukkerij meer krediet geven.
In de beginjaren was de Socialistiese Uitgeverij Nijmegen (SUN) de belangrijkste opdrachtgever van de SSN. Dat lag voor de hand: de uitgeverij kwam voort uit dezelfde kring als de drukkerij en de twee werden ook als complementaire bedrijven gedacht. SUN-directeur Sjef van de Wiel en Johan Holterman pleegden door de jaren heen frequent overleg over dagelijkse zaken en over strategische keuzes in de bedrijfsvoering. Voor beiden gold immers dat ze opereerden in een linkse niche binnen hun branche en het was vaak schipperen tussen ideologische en commerciële overwegingen. Lange tijd waren hun zakelijke belangen ook werkelijk vervlochten: de SUN als grootste klant van de SSN en de SSN als bedrijfsmatig stabielere partner van de SUN.
De kracht van de SSN was dat ze veel faciliteiten bood. Activisten waren welkom om hun eigen krantjes, tijdschriften en promotiemateriaal zelf te lay-outen, waarna de SSN ervoor zorgde dat het materiaal gedrukt werd. Commerciële opdrachtgevers kregen de gelegenheid om de hele route van manuscript tot en met gedrukt boek of tijdschrift via de SSN te laten verlopen. Dit was een service die in de smaak viel en men had terecht het volste vertrouwen dat onder leiding van Holterman een eindproduct van hoge kwaliteit van de persen zou rollen. Hij werd in Nijmegen een karakteristieke verschijning, altijd in colbert, dat ietwat scheef hing door het ‘gereedschap’ in zijn binnenzak: pennen, stanleymesje, loep en zo meer.
De SSN kwam bekend te staan als een kwaliteitsdrukkerij, die zich gaandeweg ook ontwikkelde tot een werkplaats voor grafisch vormgevers en beeldend kunstenaars. Holterman had affiniteit met grafische techniek en vormgeving en vond daarbij een natuurlijke partner in Karel Martens. Die was vanaf 1975 de huisvormgever van de SUN en kwam daardoor onvermijdelijk ook regelmatig op de drukkerij. Dat leidde tot nieuwe experimenten in druktechniek, maar ook tot een levenslange samenwerking en vriendschap tussen Holterman en Martens.
De SSN floreerde en zowel het personeelsbestand als het machinepark nam in omvang toe. Holterman zag in dat niet alles in eigen bedrijf kon worden gedaan: samenwerking met andere drukkers in Nijmegen was niet alleen geboden, maar ook nuttig. Ook hier was het vertrouwenwekkende optreden van Holterman een cruciale factor. In eigen huis hield hij er een informele bedrijfsvoering op na, met een goed oor en oog voor de door zijn mensen ervaren knelpunten in het vaak hectische productieproces.
In de loop van de jaren negentig werd de markt voor middelgrote drukkerijen moeilijker en leek een fusie met een andere drukkerij voor de hand te liggen. Dat gebeurde ook, maar uiteindelijk dolf de gefuseerde onderneming in 2003 het onderspit. Bestuur en directie van de SSN wisten het bedrijfskapitaal buiten het faillissement te houden. Daardoor was het mogelijk het personeel schadeloos te stellen en was er ook ruimte voor een nieuw initiatief: de Stichting Fonds SSN (SFS) die tot op de dag van vandaag culturele projecten in Nijmegen en omgeving subsidieert.
Na het einde van de drukkerij profileerde Holterman zich met zijn eigen bedrijfje Graphiques als drukwerkbegeleider. De samenwerking met Karel Martens in het begeleiden van studenten grafische vormgeving bleef voortbestaan. Ambachtelijkheid, hulpvaardigheid en liefdevolle aandacht voor het werk vormden in de halve eeuw dat Johan Holterman actief was in de drukkerijwereld en in het Nijmeegse culturele leven zijn belangrijkste verdiensten. In zijn laatste levensjaar wist hij alle lopende projecten af te ronden en kon hij degenen die hem lief waren alle aandacht geven. Zijn laatste maanden behoorden daardoor naar eigen zeggen tot de mooiste van zijn leven.
apr26
Faroblog - Hoe ik erachter kan dat erfgoed iets kan toevoegen aan sociaal werk
Toegegeven, de wereld van het erfgoed zei me niet zoveel. Ik ben als hoofdredacteur van de Canon sociaal werk dagelijks met de geschiedenis van het sociaal werk in de weer, ik heb de nodige historische publicaties achter mijn naam staan, maar ik bracht dat niet in verband met erfgoed. Dat associeerde ik toch vooral met oude ambachten en dito gebouwen, aardige door vrijwilligers gerunde regionale musea met streekproducten, verdwenen ambachten en klederdrachten. Erfgoed stond in mijn beleving voor het etaleren van het verleden. Ik weet nu dat dat een misvatting is.
Gebruiken versus bewaren Het misverstand zat hem in het feit dat ik geschiedenis zag als een vorm van bruikbare kennis, als een vorm van wijsheid die je helpt het heden te doorgronden. De Canon sociaal werk bijvoorbeeld heeft als parool een uitspraak van Marie Kamphuis (1907-2004), grondlegger van het sociaal-maatschappelijk werk: "Men ziet van de toekomst ongeveer evenveel als het inzicht in het verleden reikt". Anders gezegd: geschiedenis is iets wat je gebruikt, wat je in het heden nodig hebt. De Canon sociaal werk is er dan ook vooral op gericht om sociale professionals bewust te maken van de geschiedenis van hun vak zodat ze steviger en zelfbewuster hun werk kunnen doen.
Erfgoed daarentegen associeerde ik niet met gebruiken, maar vooral met bewaren. Eigenlijk een soort monumentenzorg, maar dan ruimer en cultureler, want ook het in leven houden van oude ambachten, het etaleren van oude voorwerpen, het tentoonstellen van oud gereedschap of vervoermiddelen, ja zelfs het ophalen van oude herinneringen aan tijden die voorbij zijn, dat was voor mij de wereld van het erfgoed. Een soort folklore: leuk om er naar te kijken - ik sla geen lokaal museum over -, een etalage uit de tijden van opa en oma en hun voorouders. Beetje nostalgie.
Nieuwe erfgoedgeest Pas toen iemand mij op het bestaan van het Verdrag van Faro wees, en ik op het spoor kwam van de Uitvoeringsagenda Faro, ontdekte ik dat het onderscheid tussen het actief gebruiken van de geschiedenis en het passief bewaren van het verleden eigenlijk een raar verzinsel is. Wellicht dat de erfgoedwereld ooit iets stoffigs had – het misverstand moet toch ergens vandaan komen – maar duidelijk is dat er een nieuwe geest door de erfgoedwereld waait. Met de wind van het verdrag van Faro in de rug dringt het erfgoedperspectief zich op in andere sectoren. Zoals het sociaal domein.
En zo kwam ik het tegen. Preciezer: zo werd ik met mijn eigen misvatting geconfronteerd. Bijvoorbeeld toen ik hoorde van een project in Leiden waar men met bewoners van een buurt volgens een specifieke methode (counter mapping) naar de buurt keek om daar plekken en gebouwen aan te wijzen die op enigerlei wijze betekenis hebben voor de bewoners. Dat zijn vrijwel altijd plekken met een verhaal, een geschiedenis. Een kerk, een school, een buurthuis, een winkelcentrum, een plein , een iconisch of opvallend gebouw... ze dragen bij aan het bijzondere karakter van een buurt. Ze hebben een verleden, maar vaak ook een toekomst waarin buurtbewoners een rol spelen, ze komen er geregeld, ze werken er of doen er vrijwilligerswerk. Die plekken hebben voor hen een betekenis, een waarde. Zo vormen al die gebouwen en plekken een goed bruikbare grondstof voor het buurtleven, voor de gemeenschapsvorming. En aangezien dat laatste, veelal onder de naam community building, steeds crucialer is in het sociale domein biedt het erfgoedperspectief plotseling een verrijking van het werk dat sociaal professionals (opbouwwerkers, buurtwerkers, buurtteamprofessionals) in dezelfde buurt verrichten. Ze krijgen er een dimensie bij. Het verleden schiet hen te hulp om hun werk beter te doen.
Bevruchten en inspireren Dat geldt ook voor het gebruik van voorwerpen in de zorg voor ouderen. Of de inzet van storytelling of oral history om sociale cohesie in een buurt te bevorderen, of de exploitatie van een historisch gebouw als vorm van dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Hoe langer je erover nadenkt, hoe bruikbaarder erfgoed kan zijn in het brede sociaal werk. Maar ja, dan moeten beide werelden wel kennis maken met elkaar, elkaar bevruchten en inspireren. En omdat de redactie van de Canon sociaal werk het vermoeden had dat de bij haar levende misvatting wel eens breder verspreid zou kunnen zijn in het sociaal werk, heeft ze maar meteen het initiatief genomen om over erfgoed en sociaal werk op 13 juni in Utrecht een symposium te organiseren, met als titel Kan het verleden helpen?
Overbodig om te melden dat dat een retorische vraag is.
Het symposium ’Kan het verleden helpen?’ over erfgoed en sociaal werk vindt plaats op 13 juni 2024 van 13.00 tot 17.30 in het Bartholomeus Gasthuis (sinds 1367) Lange Smeestraat 40, 3511 PZ Utrecht. Toegang is gratis. Er is een algemeen gedeelte en een deel met workshops over erfgoed en community building, storytelling, oude gebouwen en terreinen en voorwerpen en herinneringen. Informatie over het programma en over het aanmelden vind je hier.
apr26
Johan Holterman -> 13 augustus 1943 - 18 april 2024
In 1969 werd er in Nijmegen een bijzondere drukkerij en uitgeverij opgericht: de SSN (Stichting Studentenpers Nijmegen) en de SUN (Socialistische Uitgeverij Nijmegen). Het was een begin van een papieren imperium, dat ongelooflijk mooi drukwerk en vele honderden fraaie geschriften heeft opgeleverd. Johan Holterman was de directeur van de SSN. Een rustpunt in een doldrieste beweging. Hij overleed op 18 april 2024 op 80-jarige leeftijd.
Twee keer was mij de eer toebedacht om een feestreden uit te spreken over de SSN en dan in het bijzonder over Johan Holterman: in 2005 en 2019. klik op de afbeelding bovenaan en je vind de tekst uit 2005. De weergave van de lezing in 2019 vind je daaronder. Klik hier voor de tekst.
apr25
Teurgblik op veertig jaar schrijven over de sociale sector
Voor het eerste nummer van het Tijdschrift voor sociale vraagstukken, waarin ik na 37 jaar afscheid nam als columnist, blikte ik terug op veertig jaar schrijven over de publieke sector. Met als rode draad: grondstof aanleveren voor een nieuw soort civil society. De terugblik is nu ook te lezen op Sociale Vraagstukken. Klik daarvoor op de afbeelding hieronder.
apr23
In Memoriam Hans van der Wilk in de Groene Amsterdammer
Klik hier of op de afbeelding om de tekst te downloaden.
apr22
De laatste column in het Tijdschrift voor sociale vraagstukken (na 35 jaar)
De laatste
Hoeveel columns ik voor dit tijdschrift en zijn voorganger TSS heb geschreven, heb ik niet precies kunnen achterhalen. De periode start in het pre-digitale tijdperk en kent begin jaren negentig een onderbreking, waardoor niet alles meer op mijn computer is terug te vinden. Maar het zijn er naar schatting een kleine driehonderd.
De eerste in 1987 ging over de sluisdeuren die toen net op het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ((WVC) in Rijswijk waren geïnstalleerd. Dat was nieuw, tot dan kon je daar gewoon binnenlopen. Nu moest je eerst een pasje bemachtigen, waarmee je je langs tourniquets moest zien te worstelen - een vaardigheid die nog maar weinigen onder de knie hadden. Ik schreef er een hilarische column over, waarin ik achter de onneembare barrières snode opzet vermoedde om het werkveld buiten de deur te houden.
Mijn columns waren soms een vrijplaats om mijn ergernissen de vrije loop te laten. Vooral het al maar groeiende legioen consultants en commerciële organisatiebureaus vormde een steen des aanstoots. Niet zelden belden ze op vanuit hun auto met het verzoek om op een congres of een brainstormbijeenkomst een bijdrage te leveren. Mijn naam stond dan op een lijstje, maar ze hadden eigenlijk geen idee met wie ze van doen hadden.
Vaak spraken ze me aan als meneer Lans of Land of Verland en als ik dan voor mijn mogelijke inspanningen hetzelfde uurtarief wilde als zij verdienden, viel het gesprek snel stil. In juni 1998 liet ik mijn ongenoegen de vrije loop in de column ‘Het circus’, waarin ik het verloop van zo’n doorsnee telefoongesprek beschreef. Zonder veel resultaat. Het scenario herhaalt zich tot op de dag van vandaag.
Een keer werd een column geweigerd. Dat was in januari 1998 toen het Tijdschrift werd overgenomen door Elsevier en ik daar in mijn column mijn gal over spuwde. De weigering leidde tot een unieke schrijversstaking, waarna het Nederlands Intituut Zorg en Welzijn (NIZW) het tijdschrift overnam en zo voorkwam dat het ten prooi viel aan puur commerciële krachten. Het is zeer de vraag of dit tijdschrift nog had bestaan als dat toen niet was gebeurd.
De inhoud van de columns is in de loop der jaren analytischer geworden. Met sommige grappige uitschieters, zoals in oktober 2002 toen staatssecretaris Ross-Van Dorp bij het vijftigjarig jubileum van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met kennelijke instemming een column citeerde waarin ik kritisch zou zijn geweest op welzijnsorganisaties. Die hadden onderling besloten, zo schreef ik, niet mee te doen aan aanbestedingen omdat ze er niets voor voelden om een lokaal verankerde werksoort als een product op een niet bestaande markt aan te bieden. Onverstandig, zo liet de staatssecretaris haar feestelijk gehoor weten. De ironie was haar totaal ontgaan en achteraf valt te betreuren dat de welzijnsdirecties niet echt massaal tot een aanbestedingsboycot hebben besloten. Dat had veel ellende kunnen voorkomen.
Het geheel overziend – een kleine selectie is onder de titel Van onderop als bundel bij Uitgeverij Van Gennep verschenen – leverde ik in mijn columns met redelijk vooruitziende blik commentaar op ontwikkelingen in het sociaal domein. Maar dat houdt nu dus op, want deze column is mijn laatste. Als hij verschijnt bereik ik de leeftijd van 70 jaar wat ik eigenlijk een nog grotere prestatie vind. Maar ook een leeftijd waarop het tijd wordt om voor jongere mensen plaats te maken. Wat niet wil zeggen dat ik niets meer van me zal laten horen. Integendeel, ik ben me aan het bekwamen in een heel nieuw genre: podcasts. Nooit te oud om met de tijd mee te gaan.
Mocht je desalniettemin in de toekomst behoefte hebben aan mijn opinie, dan is daar ChatGPT. Je vraagt gewoon om een column van zeshonderd woorden in de stijl van Jos van der Lans over een door jou gewenst onderwerp en binnen een paar seconden verschijnt er een tekst op je beeldscherm, waar ik uren op zou ploeteren. Zo kun je altijd een beroep op me blijven doen.
Deze column verscheen in het Tijdschrift voor sociale vraagstukken, nr. 1/2024. Hier kan je de pdf downloaden.
apr22
Beschouwing over veertig jaar schrijven over de publieke sectror
In het eerste nummer van deze jaargang nam ik afscheid als coilumnist van het Tijdschrift voor sociale vraagstukken. Een mooie gelegenheid om terug te blikken op eemn kleine veertig jaar schrijven over de publieke sector. Wat was de rode draad?
Klik hier op de afbeelding voor de tekst om de tekst te downloaden.
apr20
IKM Hans van der Wilk => socialevraagstukken.nl
apr5
Gasthoofdredacteur themanummer Tijdschrift voor sociale vraagstukken
Om mijn afscheid als columnist luister bij te zetten was mij de eer toebedeeld om als gasthoofdredacteur het themadossier van het eerste nummer van het Tijdschrift voor sociale vraagstukken samen te stellen. Toen mij de vraag werd voorgelegd wist ik meteen waar het dossier rover moest gaan: retro-innovatie. Ik had de term voor het eerst in 2008 horen gebruiken door de Enschedese directeur sociaal domein Hans Weggemans. Ik moest erom lachen, je hoort twee begrippen aan elkaar plakken die toch wat tegenstrijdig lijken.
Maar Hans Weggemans was bloedserieus. Hij gebruikte de aanduiding in verband met het aanstellen van wijkcoaches in de Enschedese vogelaarwijk Velve-Lindehof, die als generalist in de wijk aan de slag waren gegaan. Ze waren alle soorten sociaal werkers ineen. En: ze hadden een mandaat om te handelen, dwars door kokers, loketten en obstakels heen. Dat was nieuw, Enschede was na Leeuwarden de tweede gemeente met deze aanpak, die later de grondslag vormde voor de introductie van sociale wijkteams.
Maar het was ook oud, zo voegde Weggemans er aan toe. De oude maatschappelijk werker deed dat eigenlijk ook allemaal, die deed gewoon alles wat nodig was. Dus wat we in Enschede hier gaan doen, zo vertelde hij, is niet nieuw, maar het is het hernemen van oude werkwijzen in nieuwe omstandigheden. Het is het terugpakken van iets essentieels, dat we in het verloop der moderne tijden hebben opgeknipt, gebureaucratiseerd en over heel veel professionals hebben opgedeeld. Daar worstelen we ruim vijftien jaar later nog steeds mee. Het marktdenken heeft diepe sporen nagelaten. De schaalvergroting is onverdroten verder gegaan. De controlebureaucratie is – hoewel niemand dat wilde - alleen nog maar toegenomen. Veel van wat je in het sociale domein als essentieel zou kunnen beschouwen is daardoor in de verdrukking gekomen.
Maar er is ook een kentering in de maak. Dat maakt retro-innovatie juist nu actueel. De overtuiging dat de periode van marktwerking en bedrijfsmatige aansturing van de sociale sector meer kapot heeft gemaakt dan ons lief is wordt steeds breder gedeeld. De behoefte om een aantal desastreuze effecten ongedaan te maken groeit.
Maar waar zijn we nu precies vervreemd van geraakt? Intuïtief gezien gaat het om zaken als nabijheid, vertrouwdheid, betrouwbaarheid, praktische wijsheid, herkenbaarheid, kleinschaligheid, tijd nemen, continuïteit en ga zo maar door. Allemaal zachte waarden die in de taal van de markt, in de ideologie van efficiency, in de cultuur van de technocratische beheersing naar de marginaliteit zijn verdreven. Door ze in het centrum van onze aandacht te brengen, kunnen we gaan nadenken hoe we deze waarden in onze tijd organisatorisch vorm kunnen geven. Dat is wat retro-innovatie beoogt.
In het themanummer wordt door meerdere auteurs onderzocht wat deze reis van verleden naar de toekomst betekent op verschillende terreinen. Dat heeft een flink aantal spannende artikelen opgeleverd.Met bijdragen van Hans Boutellier, Pieter Hilhorst, Phillip Blond (interview), Marc Rakers, Jet Bussemaker, Margo Trappenburg, Jos de Blok (interview), Toby Witte, Monique Kremer, Radboud Engbersen en van mij zelf.
Je kunt het nummer hier bestellen. Of hier downloaden.
apr3
Thijs van Mierlo op LinkedIn over mijn afscheid als columnist bij TSV
apr2
NIEUW: Van onderop - bundel columns uit Tijdschrift voor sociale vraagstukken
Flaptekst:
Tussen 1987 en 2024 schreef de publicist Jos van der Lans een kleine 300 columns voor het Tijdschrift voor sociale vraagstukken. Geen sociaal-politiek onderwerp bleef daarin onbesproken. Zo schreef hij al in de jaren negentig als een der eersten over de spanning tussen de systeem- en leefwereld, kantte hij zich rond de eeuwwisseling fel tegen het aanbesteden in het sociale domein en doorzag hij al vroeg de innige relatie tussen marktwerking en bureaucratisering, hekelde hij bij herhaling de invloed van consultants en bezorgde hij zichzelf na 9/11 hoofdbrekens over de multiculturele samenleving.
Van der Lans ontpopte zich als een columnist die niet stil achter zijn beeldscherm de wereld beschouwt. Regelmatig trok hij het land in om de Haagse werkelijkheid te ontlopen en de wijsheid van actieve burgers, sociale professionals en doortastende bestuurders op te tekenen. In zijn eigen buurt organiseerde hij medebewoners om zijn pleidooien voor burgerinitiatieven in de praktijk te brengen. Practise what you preach, met als bijkomend voordeel dat hij er vervolgens weer over kon schrijven. In deze bundel zijn vijftig van zijn columns bijeengebracht. Bij elkaar vormen ze een intrigerende kroniek van recente sociale geschiedenis. Zinloos geweld, armoede, Tokkie-mania, participatie, decentralisaties, keukentafelgesprekken, grensoverschrijdend gedrag – het komt allemaal aan de orde. Tegelijkertijd bieden de columns meer dan een tijdsbeeld. Hoewel ze in een periode van ruim dertig jaar geschreven zijn, stemmen ze nog steeds tot nadenken. Dat zegt zeker iets over de weerbarstige werkelijkheid, maar het zegt vooral iets over de scherpte van de blik waarmee Van der Lans het sociaal domein probeert te doorgronden.