JOS VAN DER LANS - WEBLOG / TWITTER

Tijdens mijn politieke carrière als Eerste Kamerlid (1999-2007) was ik een van de eerste politici die in 2004 een eigen - tamelijk primitief - weblog begon. Eerst vooral vanwege mijn politieke activiteiten/meningen, maar in de loop der tijd steeds meer over mijn publicaties en publieke optredens als journalist en publicist. Zo werd het weblog een etalage voor iedereen die op hoogte wilde blijven van mijn gepubliceerde artikelen en columns, van gebeurtenissen waar ik bij ben geweest, van observaties die ik doe, van meningen die in mij opwellen, of van andere persoonlijke wetenswaardigheden.

Het is geen dagboek, maar wel een soort maandboek geworden, waar ik zelf regelmatig in terug blader om nog even na te gaan hoe het ook al weer zat.

Reacties worden op prijs gesteld. Stuur een email naar: info©josvdlans.nl

weblog - mei 2019
Column kwartaalmagazine Woonbond


Honderd jaar woningcorporaties

Vanaf halverwege de Eerste Wereldoorlog zijn er in Nederland vele honderden woningcorporaties opgericht. Van een kleine 400 corporaties voor 1914 explodeerde het aantal vanaf 1916 tot zo’n 1400 in 1922. Gedurende een paar jaar melden zich elke week een handvol corporaties in Den Haag om officieel erkend te worden als toegelaten instelling. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was vanwege een enorme schaarste aan materiaal de woningproductie zo goed als stil gevallen. De bouwkosten waren in de oorlogsjaren wel vier keer over de kop gegaan. Om deze vastgelopen woningproductie vlot te trekken was de regering met een financieringsregeling over de brug gekomen, waarin het verschil tussen de stichtingskosten van 1914 en de reële kosten grotendeels werd bijgelegd door het Rijk.

Een zeer aantrekkelijke regeling, maar alleen opengesteld voor bouwverenigingen die officieel waren toegelaten. Dat leidde dus tot een enorme oprichtingsgolf op van woningbouwverenigingen. Overal in het land verzamelden zich protestantse, katholieke en socialistische arbeiders in achterzaaltjes om een vereniging op te richten die voor de achterban woningen wilde gaan bouwen. Het leverde een tot dan niet eerder vertoonde piek in de uitgaven voor volkshuisvesting op, tot bijna 200 miljoen in 1922, in die dagen een onvoorstelbaar hoog bedrag.

Dat is bepaald geen weggegooid geld gebleken. Amsterdam dankt er de complexen van de Amsterdamse school aan. Overal in het land vind je sporen van deze sociale woningbouwexplosie, niet zelden zijn het kleine arbeiderspaleisjes waarvoor een ambitieuze generatie van geëngageerde architecten vrijwel alles uit de kast haalde. Het gaf de stoot tot een rijke traditie. Er is geen land ter wereld met zoveel sociale woningbouw, van zulke hoge kwaliteit. Nederland kent geen suburbs, al helemaal geen getto’s en wat wij hier achterstandswijken noemen werkt bij buitenlandse experts vaak op de lachspieren.

Inmiddels leven we precies honderd jaar later. Dus zou je verwachten dat er elke week wel ergens in het land een feestje wordt gevierd om stil te staan bij het honderdjarig bestaan, compleet met een fraaie tentoonstelling en trotse jubileumboeken. Vreemd genoeg zie ik daar er weinig van. Het aantal eeuwfeestjes staat in ieder geval in geen verhouding tot het aantal oprichtingen honderd jaar geleden. Je zou kunnen denken dat een aantal van die verenigingen de honderd jaar wel niet overleefd zullen hebben. Die vlieger gaat echter voor de meeste woningbouwverenigingen niet op. Die zijn na hun oprichting immers huizen gaan bouwen en die hebben de neiging om overeind te blijven, ook al gaat de oorspronkelijke vereniging samen met een andere vereniging en fuseert ze daarop nog vijf keer. Dan blijven die eerste verenigingsstatuten toch altijd het begin.

Er is derhalve iets anders aan de hand. Iets veel verontrustender. Iets wat je eigenlijk al meteen kan zien als je een website van een woningcorporatie bezoekt. Daar word je gevraagd of je een woning ‘zoekt’, of een woning ‘huurt’, of een reparatie wil aanmelden. Je wordt louter aangesproken als klant en naar het juiste loket geleid. Misschien vind je nog ergens op de site een missie van de corporatie (na enig zoeken), maar van de geschiedenis, laat staan van een zekere trotsheid, vind je – een enkele uitzondering daargelaten – nooit iets terug.

Dat is geen toeval. Ik schrijf nu zo ongeveer vanaf de eeuwwisseling over de volkshuisvesting. Ik kan me nog goed mijn eerste interview herinneren met een dynamische corporatiedirecteur, een ambitieuze man die helemaal in de wolken was van de nieuwe tijd. Het eerste wat hij tegen mij zei was: ‘Prestaties uit het verleden zijn geen garanties voor de toekomst.’ Dat was eind twintigste eeuw een gevleugelde uitdrukking in corporatiekringen, waarmee gezegd werd dat er nieuw elan nodig was, dat er een tijdperk werd afgesloten.

Wat er daarna gebeurde weten we. De geschiedenis werd vergeten en de gevolgen waren groot. Als je niet weet dat je honderd jaar geworden bent, als je je maatschappelijke betekenis niet etaleert en onderhoudt, dan moet je niet vreemd opkijken dat als er bij een aantal corporaties iets ernstig mis gaat de legitimatie van de hele sector flinterdun is en deze bij gevolg weerloos naar de politieke slachtbank wordt geleid. Precies wat de corporatiesector het afgelopen decennium is overkomen. Prestaties uit het verleden zijn namelijk wel degelijk relevant voor de toekomst.

Deze column verscheen in mei in Huurpeil, nr. 2, 2019. Huurpeil is het kwartaalmagazine van de Woonbond.
Een jaar AVG
Europese verkiezingen
Gezocht: nr. 2 t/m 7 van de Gekkenkrant
Opkomst nieuwe quasi-beroepsgroep van toezichthouders


De zevende macht


Zo’n twintig jaar geleden schreef ik een kleine brochure met als titel: De staatsgreep van de zesde macht. Het boekje ging over de opkomst van consultants, organisatieadviseurs, beleidsonderzoekers en andere ‘externen’ in de sfeer van publieke sector en het openbaar bestuur. Langzaam maar zeker, zo betoogde ik, dreigde de publieke zaak daardoor in een houdgreep te worden genomen door een nieuwe technocratische elite die toverde met de begrippen van het nieuwe publieke managementdenken. Stuk voor stuk waren het bevlogen pragmatici, die de terugtredende overheden en aanbodgerichte organisaties de weg wezen naar nieuwe zakelijke en bedrijfsmatige organisatievormen. Ze ontwikkelden zich tot nieuwe machtlaag. Naast de klassieke uitvoerende (1), controlerende (2) en rechterlijke (3) macht, de macht van de bureaucratie (4) en de media (5) vormden deze ‘externen’ de zesde macht - ongrijpbaar, oncontroleerbaar, maar wel steeds dwingender aanwezig.

Inmiddels weten we dat hun invloed groot is geweest. Veel van de schaalvergrotingsoperaties, de verzakelijking, de informatie- en verantwoordingstechnologie, de groter-groter-aanpak en allerlei andere vormen van verandering en reorganisatie zijn door hen ‘geïmplementeerd’. Zij vormden de stille krachten achter de technocratische modernisering van de publieke sector. Ze zijn ook in toenemende mate verstrengeld geraakt met de bestuurlijke gelederen. Er is een actieve wisselwerking tussen de externen en de bovenbazen in de publieke sector. Menig consultant is bestuurder geworden en nogal wat bestuurders eindigen als adviseur. De zesde macht is als het ware met de publieke sector verstrengeld geraakt.

De laatste jaren tekent zich echter een nieuwe machtlaag af: de zevende macht. Die wordt gevormd door een nieuw soort quasi-beroepsgroep: de toezichthouders. De zevende macht is in opkomst nadat het nieuwe publieke management op meerdere plaatsen tot ontsporingen heeft geleid. Iedereen kent inmiddels wel de voorbeelden: megalomane fusies, exorbitante salarissen en onwaarschijnlijke vastgoedavonturen. De moderne bestuurder, in het zadel geholpen door de zesde macht, moest in toom worden gehouden door een aangescherpte governance-structuur, die niet langer gevuld zou worden door goedbedoelende ja-knikkers en lokale-notabelen-op-leeftijd, maar die professioneel te werk zou moeten gaan.

Dat mocht wat kosten: de honoraria van toezichthouders zijn het afgelopen decennium fors toegenomen en daarmee de interesse om zich ervoor te melden. Het is voor verzamelaars van toezichtfuncties een meer dan behoorlijk basisinkomen. Daar staan overigens wel steeds meer toelatingseisen tegenover. Toezichthouders in de corporatiesector moeten zelfs op gesprek bij een ambtelijke ballotagecommissie van de rijksoverheid om hun geschiktheid aan te tonen. Het cursusaanbod van verenigingen van toezichthouders heeft een enorme vlucht genomen, toezichthouders in de zorg en corporatiesector zijn verplicht om zich jaarlijks bij te scholen. En de selectie van toezichthouders wordt doorgaans voor stevige bedragen in handen gegeven van gespecialiseerde selectiebureaus als Public Spirit, Nationaal Register of Wesselo & Partners.

Prima toch, zou je zeggen. Bestuurders kunnen niet langer hun goddelijke gang gaan, maar worden in de teugels gehouden door goed geëquipeerde en door de overheid gecontroleerde toezichthouders. Het is maar hoe je het bekijkt. Want zit daar ook een doorsnee huurder bij als het een corporatie betreft? Of een ervaringsdeskundige als het om een ggz-instelling gaat? Nou nee, je moet natuurlijk wel ervaring hebben met toezichthouden. Of met besturen. Of met bedrijfseconomie. Je moet wel van ons-soort-toezichthouders-zijn. Geruisloos heeft zich aldus toezichthouderskwalificatieprofiel ontpopt, waar vooral aan wordt voldaan door mensen die zich bekwaamd hebben in de taal die de selectiebureaus graag horen.

Dat zijn geen ideologen, geen idealisten, geen belangenbehartigers, geen bewogen wereldverbeteraars, geen hervormers, geen mensen met uitgesproken standpunten – nee, die staan niet op de lijstjes van Public Spirit c.s., die voldoen niet aan de criteria, die verstaan het vak niet, die komen niet door de ballotage heen. Zo verzamelen zich in de Raden van Toezicht vooral de mensen die de taal van organisaties spreken, die vertrouwd zijn met de technocratie van het besturen, die gepokt en gemazeld zijn in de contreien waarin de zesde macht zijn invloed kon doen gelden. Zij vormen nu de zevende macht, de macht van de toezichthoudende elite. Zij bewaken de technocratische modernisering die ze zelf hebben bewerkstelligd.

Dat werpt een ander licht op alle aandrang om in de publieke sector down to earth te brengen, de bureaucratie te breken, de controledwang te verminderen, de verantwoordingsgekte aan banden te leggen, de marktwerking te stoppen, de professionals de ruimte te geven, de gebruikers echt invloed te geven. Zolang er geen toezichthouders op dat programma geselecteerd worden beweegt zich alles volgens de gebaande paden. Dat kun je met gerust hart aan de zevende macht toevertrouwen.

Deze bijdrage verscheen in het Tijdschrift voor sociale vraagstukken, nr. 1/2019 en op socialevraagstukken.nl op 20 mei 2019.
25 jaar ’Naar een modern paternalisme’
Ten geleide bij de derde, herziene druk van: Lia van Doorn, Yvonne van Etten, Mirjam Gademan & Jurriaan Omlo, Outreachend werken. Basisboek voor werkers in de eerste lijn. Bussum: uitgeverij Coutinho, februari 2019. Klik hier voor meer informatie.


We waren verongelijkt, misschien zelfs wel een beetje kwaad - Paul Kuijpers en ik. We hadden in najaar van 1993 in het politiek-culturele centrum de Balie in Amsterdam drie debatten over het welzijnsbeleid in een oeverloze spraakverwarring zien verzanden en hadden de opdracht om er een opbouwend verslag van te maken. In plaats daarvan schreven we een pamflet, een bijtend vlotschrift tegen de verzakelijking van de sector, tegen de cultuur van afzijdigheid die sinds de bestseller van Hans Achterhuis’ De markt van welzijn en geluk zich van de sociale sector meester had gemaakt en voor een hernieuwd engagement met ‘het sociale domein’ waarin sociale professionals zich als een soort huismeesters moesten opwerpen.

We noemden het pamflet Naar een modern paternalisme, niet vermoedend dat het tot op de dag van vandaag in literatuurlijsten over de sociale sector zou opduiken. De titel was enigszins provocerend bedoeld, want waar een professional zich in deze dagen absoluut niet aan moest zondigen was ‘paternalisme’, want dat deed denken aan het moralistische vingertje waarmee sociaal werkers in de eerste helft van de twintigste eeuw hun beschavingsarbeid hadden verricht.
Daarom hadden we er ‘modern’ voor gezet: het ging ons niet om mensen fatsoen bij te brengen, maar om ze in tijden van individualisering en ontzuiling van ‘een laagje sociale vernis’ te voorzien zodat mensen niet op zichzelf zouden worden teruggeworpen.

Onze boodschap was simpel, zo concludeerden we na dertig pagina’s gezwollen taalgebruik: ‘Wij pleiten voor een professionele invulling van het gegeven dat wij tot de kern van de Nederlandse verzoirgingsstaat blijven rekenen – het uitgangspunt dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten. En dat betekent inderdaad bemoeien, opzoeken, meegaan, regelen en sturen en vooral niet (professioneel) wachten tot het te laat is. Dat is een houding die al snel versleten zal worden als een nieuw soort paternalisme – het zij zo.’

Het pamflet was in een mum van tijd uitverkocht. De boodschap raakte een gevoelige snaar en bracht ons in tal van zaaltjes in aanraking met een publiek van professionals, bestuurders, ambtenaren en opiniemakers waar wij vaak tegelijkertijd professioneel enthousiasme en een diepe afkeer wisten te oogsten. Enthousiasme van professionals omdat zij er de ware aard van hun vak in terugzagen. Afkeer van opiniemakers en verlichte geesten voor wie ongevraagde opdringerigheid een schrikbeeld was – ze moesten er niet aan denken.
Sindsdien zijn er twee – ogenschijnlijk tegenstrijdige - ontwikkelingen zichtbaar geworden. De greep van ‘systemen’ op het werk van sociale professionals is alleen maar toegenomen. Aanbestedingen, productvoorschriften, protocollen, richtlijnen, caseloadmaxima, financieringsvoorwaarden hebben het werk voorzien van een corset waarin het moeilijk vrijelijk bewegen is. Tegelijkertijd is al die jaren de behoefte gegroeid om aan die keurslijven te ontsnappen, om outreachend te gaan werken, om aan te sluiten bij de ‘leefwereld’ van mensen, ‘achter de voordeur’ te komen, dichtbij burgers te opereren, ‘present’ te zijn en ‘erop af’ te gaan. Het een roept kennelijk het andere op.

Daarom is het zo belangrijk dat het werk dat zich zo moeilijk laat ringeloren door de beheersingsvoorschriften van het systeem, wel systematisch en doordacht wordt verricht. Het is namelijk niet zomaar iets, het is een vak, een kunde, en bovenal een verantwoordelijkheid voor vaak kwetsbare mensen. Daar kan je niet zomaar aan beginnen, dat moet je lerenderweg onder de knie krijgen. Dit basisboek, inmiddels al weer toe aan de derde druk, wijst daartoe de weg. Zo’n reisgids is zeer welkom, want dat maakt het vak alleen maar mooier (spannender, nuttiger, plezieriger). Doe er dus je voordeel mee. Veel succes. Eropaf!

Verzoek van de gemeente Papendrecht om een aanbieding te doen
Handschudweigeren
Einde lantaarnpalendiscussie

Gemeenten houden jeugdzorg overeind
Presentatie nieuw boek over geschiedenis van gehandicaptenzorg

Op vrijdagochtend 7 juni 2019 vindt het symposium Níet normaal!? De geschiedenis van de gehandicaptenzorg als spiegel plaats in de Hermitage in Amsterdam. Tijdens het symposium willen we een brug slaan tussen het verleden, heden en toekomst van de gehandicaptenzorg in Nederland. Aanleiding van het symposium is het verschijnen van een nieuw boek over de recente geschiedenis van de gehandicaptenzorg. U bent van harte welkom!

Het symposium is ter gelegenheid van het boek Niet-Normaal. Ontwikkelingen en dilemma’s in de Nederlandse gehandicaptenzorg dat is geschreven in opdracht van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). In Niet-Normaal wordt aan de hand van gesprekken met zestien hoofdrolspelers de geschiedenis van de recente gehandicaptenzorg in kaart wordt gebracht. Als een soort archeologen leggen de geïnterviewden bloot welke dilemma’s en (on)mogelijkheden zich daarbij voordoen.

Tijdens het symposium kijken we naar wat deze geschiedenis ons leert voor de toekomst. We streven naar eigen regie en verantwoordelijkheid, maar hoe ver kun je daarin gaan? Hoe kijken we naar de veranderende rol van de professional? En waar staat de sector in 2030? Graag gaan we hierover met u in gesprek, onder leiding van historicus Hans Goedkoop, bekend van het tv-programma Andere Tijden.

Programma
Diverse sprekers waaronder de auteur Jos van der Lans, Jacqueline Kool, medeoprichter Disability Studies in Nederland, René ten Bos, filosoof en oud-Denker Des Vaderlands en geïnterviewden uit het boek geven hun kijk op het thema.

Voor wie?
Het symposium is bedoeld voor bestuurders en professionals van aanbieders in de gehandicaptenzorg en stakeholders als vertegenwoordigers van cliënten- en belangenorganisaties, gemeenten, politieke partijen, Inspectie, ministeries, wetenschap en ieder die zich betrokken voelt bij de gehandicaptenzorg. 

Vrijdag 7 juni 2019, Hermitage Amsterdam
Ontvangst vanaf 9.15 uur | Start programma om 9.45 uur |  Lunch om 12.30 uur
Entree is gratis.
Iedere deelnemer ontvangt na afloop gratis een exemplaar van het boek. U kunt zich via het formulier onderaan deze pagina inschrijven. 
Mocht u een vraag hebben, dan kunt u deze mailen naar gliefhebber@vgn.nl

Sneak preview en bestellen van het boek
Neem alvast een kijkje in het boek. Wilt u het boek bestellen? Kijk dan hier voor meer informatie.
Kies een periode: april 2024
maart 2024
februari 2024
januari 2024
december 2023
november 2023
oktober 2023
september 2023
augustus 2023
juli 2023
juni 2023
mei 2023
april 2023
maart 2023
februari 2023
januari 2023
december 2022
november 2022
oktober 2022
september 2022
augustus 2022
juli 2022
juni 2022
mei 2022
april 2022
maart 2022
februari 2022
januari 2022
december 2021
november 2021
oktober 2021
september 2021
augustus 2021
juli 2021
juni 2021
mei 2021
april 2021
maart 2021
februari 2021
januari 2021
december 2020
november 2020
oktober 2020
september 2020
augustus 2020
juli 2020
juni 2020
mei 2020
april 2020
maart 2020
februari 2020
januari 2020
december 2019
november 2019
oktober 2019
september 2019
augustus 2019
juli 2019
juni 2019
mei 2019
april 2019
maart 2019
februari 2019
januari 2019
december 2018
november 2018
oktober 2018
september 2018
augustus 2018
juli 2018
juni 2018
mei 2018
april 2018
maart 2018
februari 2018
januari 2018
december 2017
november 2017
oktober 2017
september 2017
augustus 2017
juli 2017
juni 2017
mei 2017
april 2017
maart 2017
februari 2017
januari 2017
december 2016
november 2016
oktober 2016
september 2016
augustus 2016
juli 2016
juni 2016
mei 2016
april 2016
maart 2016
februari 2016
januari 2016
december 2015
november 2015
oktober 2015
september 2015
augustus 2015
juli 2015
juni 2015
mei 2015
april 2015
maart 2015
februari 2015
januari 2015
december 2014
november 2014
oktober 2014
september 2014
augustus 2014
juli 2014
juni 2014
mei 2014
april 2014
maart 2014
februari 2014
januari 2014
december 2013
november 2013
oktober 2013
september 2013
augustus 2013
juli 2013
juni 2013
mei 2013
april 2013
maart 2013
februari 2013
januari 2013
december 2012
november 2012
oktober 2012
september 2012
augustus 2012
juli 2012
juni 2012
mei 2012
april 2012
maart 2012
februari 2012
januari 2012
december 2011
november 2011
oktober 2011
september 2011
augustus 2011
juli 2011
juni 2011
mei 2011
april 2011
maart 2011
februari 2011
januari 2011
december 2010
november 2010
oktober 2010
september 2010
augustus 2010
juli 2010
juni 2010
mei 2010
april 2010
maart 2010
februari 2010
januari 2010
december 2009
november 2009
oktober 2009
september 2009
augustus 2009
juli 2009
juni 2009
mei 2009
april 2009
maart 2009
februari 2009
januari 2009
december 2008
november 2008
oktober 2008
september 2008
augustus 2008
juli 2008
juni 2008
mei 2008
april 2008
maart 2008
februari 2008
januari 2008
december 2007
november 2007
oktober 2007
september 2007
augustus 2007
juli 2007
juni 2007
mei 2007
april 2007
maart 2007
februari 2007
januari 2007
december 2006
november 2006
oktober 2006
september 2006
augustus 2006
juli 2006
juni 2006
mei 2006
april 2006
maart 2006
februari 2006
januari 2006
december 2005
november 2005
oktober 2005
september 2005
augustus 2005
juli 2005
juni 2005
mei 2005
april 2005
maart 2005
februari 2005
januari 2005
december 2004
november 2004
oktober 2004
september 2004
augustus 2004