jul 8
|
Column Tijdschrift voor sociale vraagstukken
Burgermacht (1)
Drie jaar geleden had ik er ineens schoon genoeg van. Ik had in de jaren daarvoor in de voorbereiding en effectuering van de decentralisaties op wel honderd locaties een nieuwsgierig publiek toegesproken over de kansen en mogelijkheden die de nieuwe werkelijkheid bood om het werk in het sociaal domein ten goede te veranderen. In veel van die beloften ging het om een andere rol, een andere betrokkenheid, een andere verantwoordelijkheid van burgers. Voor alle duidelijkheid: niet ter vervanging van professionele inzet, maar in een nieuwe vorm van samenwerking die de kwaliteit van de sociale dienstverlening juist zou kunnen optimaliseren.
Ik was mijn eigen praatjes echter beu. Ik was betrokken geraakt bij een groep actieve bewoners in mijn eigen buurt, en dacht: practise what you preach. Zo stopte ik met mijn voordrachten en werd ik in de zomer van 2016 voorzitter van de Buurtcoöperatie OHG, een platform voor actieve bewoners in het Oostelijk Havengebied in Amsterdam. Dat is overigens bepaald geen armlastig gebied, integendeel het gebied vertegenwoordigt zo ongeveer alles waar het populisme een hekel aan heeft: hoogopgeleid, individualistisch, kosmopolitisch, welvarend. Zeg maar rustig: een witte wijn-enclave.
Mijn gedachte was echter: als het mobiliseren van burgerkracht, als de samenwerking van bewoners met allerlei publieke instanties hier in deze wijk niet lukt, ja … dan lukt het nergens. Dit stadsdeel, met zijn overschot aan talent, kennis en welvaart, is dus eigenlijk de ideale proeftuin voor die nieuwe verhoudingen in het publieke domein.
Inmiddels ben ik drie jaar wijzer. Zoals altijd blijkt de werkelijkheid weerbarstiger dan op papier was bedacht. We hebben in april van dit jaar een geslaagde BuurtTop OHG2025 georganiseerd waarin 150 wijkbewoners een ambitieuze toekomstagende op het terrein van duurzaamheid, wonen en samenleven hebben geformuleerd. Maar het was een hele toer om dat voor elkaar te krijgen. Bewoners duurzaam organiseren op basis van vrijwillige inzet van een paar actieve bewoners is een illusie. Zo gauw het gezelschap in omvang groeit doen zich allerhande coördinerende, administratieve, informatietechnische en financiële kwesties voor die je niet in wat vrije avonduren kunt oplossen. Bewonersorganisaties hebben simpelweg professionele ondersteuning nodig om zich tot een continue machtsfactor te kunnen ontwikkelen.
Dat brengt meteen het tweede probleem in zicht: geld. Alles kost geld. Een beetje ruimte huren kost al vele tienduizenden euro’s per jaar, plus adminstratiesystemen, plus webbeheer, plus drukwerk, plus noem maar op. De kosten daarvan haal je niet binnen met lidmaatschapsgelden of verhuur, dus er moet altijd geld bij en de enige die jammer genoeg daar rechtstreeks op aanspreekbaar is, is de gemeente. In ons geval draagt het stadsdeel de Buurtcoöperatie een warm hart toe, maar daardoor zijn we wel elk jaar afhankelijk van de ruimte in de begroting en wat handig geldpotten-gemanoeuvreer van ambtenaren. Een doordachte visie over wat een gebied nodig heeft om bewoners die actieve participerende rol te laten spelen die in alle collegeakkoorden zo fraai geformuleerd staat, ontbreekt. Het is hap-snap, afhankelijk van de goede wil van ambtenaren, informele handigheden van bewoners en de kleur van politieke gezagsdragers. Dat lijkt mij toch iets te willekeurig om in het sociale domein structureel verhoudingen op een andere leest te schroeien.
Het meest dramatische is echter dat een groot aantal cruciale publieke partijen zich geen ene mallemoer gelegen laten liggen van al dat participatiegedoe. Regionaal opererende woningcorporaties gaan heus niet met wijkbewonersorganisatie om tafel zitten om te bespreken of er in de wijk nog wel sociale woningen verkocht mogen worden. Grootschalig georganiseerde zorgaanbieders zijn niet echt genegen om een buurtbewonersoganisatie als eerste gesprekspartner te zien over hoe de vergrijzing in de buurt op een doordachte wijze kan worden aangepakt. Landelijke energieleveranciers voelen zich echt niet geroepen om gesprekken over duurzaamheid met buurtbewoners aan te gaan. Zo zijn ze niet georganiseerd, zo denken ze niet. Dus ja, waar hebben we het over? Burgerkracht is één, maar wat heb je eraan als het aan burgermacht ontbreekt. Als je moet soebatten om gehoor te vinden, als je jezelf aan tafel moet praten om in gesprek te ‘mogen’. Als je gebruikt wordt als het zo uitkomt, en genegeerd als het echt belangrijk wordt. Dat leidt alleen maar tot frustratie. Of we houden erover op, of we maken er echt werk van.
Misschien moet ik toch maar weer eens op tournee.
[Een volgende keer over wat er moet veranderen. ]
Deze bijdrage verscheen in het Tijdschrift voor sociale vraagstukken, nr. 2/2019.
|